Kwaliteit


Om de wijkverpleegkundige functie toekomstbestendig te maken is doorontwikkeling noodzakelijk, daarom wordt er ook hard gewerkt aan een ontwikkelagenda wijkverpleging. Inzicht in kwaliteit en het transparant maken hiervan is een prominent onderwerp in dit kwaliteitskader. Op 1 oktober 2016 hebben de partijen (ActiZ, Zorgthuisnl, Patiëntenfederatie Nederland, V&VN en ZN) bestuurlijke afspraken ingediend bij het Zorginstituut Nederland. Deze bestuurlijk afspraken zijn geldend vanaf 2017.




Achtergrond en doorontwikkeling
Ervaring leert dat kwaliteit vele gezichten kent. Afhankelijk van de behoefte, vraag en het doel zijn er verschillende manieren en methodes om kwaliteit inzichtelijk te maken. Kwaliteit vraagt om een integraal beeld en dient altijd in context te worden bezien. Om hier invulling aan te geven werken de partijen de komende periode, conform de afspraken in de ontwikkelagenda, aan de doorontwikkeling van de wijkverpleging.


Kwaliteitskader Wijkverpleging
De partijen die de bestuurlijke afspraken hebben de afgelopen jaren gewerkt aan een kwaliteitskader wijkverpleging. Het kwaliteitskader beoogt richting te geven aan de ontwikkeling van wijkverpleging in Nederland. Het wil antwoord geven op de vraag wat goede wijkverpleging is en wat de samenleving ervan te verwachten heeft. Het is niet alleen een beschrijving maak ook een ambitie, een richting waarin wijkverpleging zich moet bewegen. Het kwaliteitskader is dan ook dynamisch, het is een perspectief dat zich zal doorontwikkelen.


In het kwaliteitskader staat de essentie van wijkverpleging beschreven aan de hand van kernwaarden, namelijk: generalistisch, persoonsgericht, continu en de nabijheid van de cliënt. Daarnaast wordt omschreven wat de cliënt mag verwachten van wijkverpleging, wat er van de professional verwacht wordt en wat de organisatorische randvoorwaarden zijn:




Wat heeft de cliënt te verwachten van wijkverpleging?



  • De cliënt krijgt zorg die aansluit bij wat hij/zij en haar naasten zelf kunnen. Wijkverpleging is gericht op het versterken van de eigen mogelijkheden van mensen om te doen wat ze willen, ondanks hun beperkingen door ziekte of fysieke klachten. Wijkverpleging sluit zo goed mogelijk aan bij wat cliënten en naasten zelf kunnen en willen, is gericht op het versterken van de eigen mogelijkheden en maakt hierbij gebruik van hulpmiddelen die de zelfredzaamheid vergroten.
  • De cliënt krijgt zorg die bijdraagt aan de kwaliteit van leven. Cliënt worden door wijkverpleging zoveel mogelijk in staat gesteld om zelfredzaam te blijven en de eigen regie over het leven thuis voort te zetten. De cliënt wordt geholpen om oplossingen te zoeken voor de belemmeringen in het dagelijks leven. Cliënten maken hierbij eigen keuzes en prioriteiten.
  • De cliënt krijgt zorg van zorgverleners die ze begrijpt en vertrouwd. Cliënten hebben behoefte aan vertrouwen, bejegening en goed persoonlijk contact met de zorgverleners die thuis in hun persoonlijke, intieme levenssfeer komen. Uit het onderzoek van de Patiëntenfederatie Nederland blijken aandacht en omgang dan ook als kwaliteitscriterium het hoogst te scoren. Een goede relatie opbouwen en onderhouden met een cliënt zijn dan ook belangrijke persoonlijke en professionele competenties van wijkverpleging. Ook communicatie is hier erg belangrijk. Verstaanbaarheid vraagt in deze tijd van diversiteit en omgang met cultuur en taalverschillen aandacht. Wijkverpleging is in staat een vertrouwde relatie aan te gaan met cliënten uit alle doelgroepen in het werkgebied.
  • De cliënt krijgt zorg van zorgverleners die gekwalificeerd zijn. Een cliënt mag verwachten zorg te krijgen van een gekwalificeerde zorgverlener die voldoet aan geldende normen van de beroepsgroep. Zorgverleners kennen de grenzen van het eigen handelen en weten tijdig hulp in te roepen, een consult te vragen en te verwijzen. Dit houdt in dat zij over de competenties beschikken, zoals beschreven in de diverse beroepsprofielen (verzorgende, verpleegkundige en verpleegkundig specialist). Het gaat dan om zowel kennis, vaardigheden als attitude van de professional. Uitgangspunt is dat alle zorg conform geldende richtlijnen en kwaliteitsstandaarden wordt geleverd. Vanuit de richtlijnen wordt aangegeven wie bevoegd is om de zorg te leveren. Het werken volgens geldende standaarden borgt ook het specialistisch werken. Het kwaliteitskader wijkverpleging kan in dat opzicht gezien worden als de kapstok waar verschillende specialistische kwaliteitsstandaarden in samenkomen.
  • De cliënt krijgt zorg van een vast en overzichtelijk team. De cliënt krijgt zorg van een niet te groot team, zodat bekendheid en vertrouwdheid met iedereen die bij de cliënt in huis komt mogelijk is. De cliënt mag continue zorg verwachten => continu in de keten, continu 24/7 georganiseerd, continu van kwaliteit. De cliënt mag afstemming tussen informele en formele hulpverleners verwachten; integrale en multidisciplinaire zorg. De cliënt mag anticipatie op een mogelijk verloop van zijn/haar gezondheidstoestand verwachten: advance care planning.
  • De cliënt krijgt zorg die veilig is. Cliënten kunnen rekenen op kwaliteit en veiligheid in het dagelijkse handelen van de wijkverpleging. Er is zorgvuldigheid in het verpleegkundig handelen en mogelijke risico’s worden tijdig onderkend. Er is ook aandacht voor de woon- en leefsituatie van de cliënt en de mogelijke risico’s daarvan. De zorgverlener is verantwoordelijk voor de veiligheid in het dagelijks handelen en het toepassen van de geldende richtlijnen. De zorgorganisatie is verantwoordelijk voor de wijze waarop de veiligheid in de organisatie wordt gewaarborgd.
  • Met de cliënt worden duidelijke, passende afspraken gemaakt en nagekomen. De cliënt heeft behoefte aan ondersteuning die past bij zijn persoonlijke levenssfeer en dagritme. De zorg wordt verleend op tijdstippen die zo goed mogelijk aansluiten op het leven van de cliënt. De cliënt is goed en tijdig geïnformeerd over de inhoud van de zorg en over de tijdstippen waarop die verleend wordt.
  • De cliënt krijgt inzage in het zorgplan en zorgdossier. De cliënt wil duidelijke afspraken met het team wijkverpleging en niet bij herhaling het verhaal te hoeven vertellen. De wijkverpleegkundige stelt in overleg met de cliënt een zorgplan op en zorgt voor de afstemming met het team, de verslaglegging en de evaluatie van de zorg. De cliënt wordt gemonitord en bij signalering van veranderingen wordt het plan aangepast. Om de eigen regie te kunnen voeren krijgt de cliënt toegankelijke informatie over wat er aan de hand is, wat er is afgesproken en waarom dit is afgesproken. De cliënt heeft ten alle tijden en overal waar hij/of zij dat wil, toegang tot het zorgplan en zorgdossier.




Aan welke professionele kwaliteitseisen moet wijkverpleging voldoen?



  • Wijkverpleging maakt deel uit van het lokale (zorg)netwerk. Wijkverpleging is lokale zorg. Dat brengt met zich mee dat bekendheid en afspraken over samenwerking met partners in het lokale (zorg)netwerk van belang is voor de kwaliteit van zorg. Wijkverpleging neemt dan ook in gepaste mate deel aan overlegvormen in het werkgebied en onderhoudt zo goed mogelijke relaties met de informele zorg, lokale, eerste en tweedelijns zorgverleners, ziekenhuizen en netwerken van Wmo organisaties. Met de partners in het netwerk werkt ze aan mogelijkheden om preventief de vraagstukken die lokaal te verwachten zijn, aan te pakken.
  • De zorgverleners maken deel uit van een team. Wijkverpleging wordt uitgevoerd door een team van verpleegkundigen en verzorgenden met verschillende competenties die passen bij de vraag van de cliënt. Binnen het team vindt coördinatie van zorg, casuïstiekbespreking, collegiale uitwisseling, reflectie en kwaliteitsontwikkeling plaats. In het team wordt geleerd uit de praktijk en van gespecialiseerde collegae in het netwerk. In het team wordt aandacht besteed aan relationele, professionele en organisatorische kwaliteit. Gebruik wordt gemaakt van casuïstiek, richtlijnen en kwaliteitsinformatie uit informatiesystemen.
  • De zorgverleners zijn vakbekwaam. In een team wijkverpleging werken professionals met elkaar en aanvullend op elkaar. Alle professionals uit het team beschikken over de competenties (kennis, attitude en vaardigheden) voor de 7 Canmedsrollen. Deze staan beschreven in de diverse beroepsprofielen en voldoen aan de in de beroepsstandaard gestelde kwaliteitseisen. Dat houdt in dat iedere zorgprofessional een individuele verantwoordelijkheid draagt om optimale zorg te verlenen aan burgers en cliënten. Een verpleegkundige staat geregistreerd in het BIG-register op grond van de Wet BIG. Op grond van deze wet is de verpleegkundige er zelf (individueel!) voor verantwoordelijk dat zij bekwaam is om haar beroep uit te oefenen en zorg gerelateerde (waaronder voorbehouden en risicovolle) handelingen uit te voeren. De bekwaamheid van andere zorgverleners wordt niet gereguleerd door de wet BIG. Van hen mag worden verwacht dat zij zelf in kunnen schatten of zij voldoende bekwaam zijn om een zorg gerelateerde handeling te verrichten. Maar ook de werkgever/leidinggevende van deze zorgverleners spelen een belangrijke rol, omdat zij verantwoordelijk zijn voor het verlenen van verantwoorde zorg binnen de organisatie en de inzet van deskundige medewerkers. Voor alle zorgverleners geldt dat zij hun bekwaamheid onderhouden door werkervaring en door deskundigheid bevorderende activiteiten, zoals bij- en nascholing, intercollegiale toetsing, casuïstiekbespreking en praktijkleren. Een professional is bekwaam als deze beschikt over alle noodzakelijke competenties om het beroep in de volle breedte uit te oefenen of handelingen uit te voeren binnen de kaders van de professionele standaard. Op grond van deze definitie wordt onderscheid gemaakt in handelingsbekwaamheid, en beroepsbekwaamheid. Voor de wet Big geldt: niet bekwaam is niet bevoegd. Een professional is deskundig als deze scholing heeft gevolgd om kennis op peil te houden en/of aanvullende scholing heeft gevolgd om specifieke kennis of vaardigheden op te doen. Een professional kan aan cliënt, verwijzer, werkgever en collega’s aantonen welke deskundigheid bevorderende activiteiten zijn gevolgd, door bijvoorbeeld het bijhouden van een portfolio.
  • Wijkverpleging werkt volgens het cyclisch verpleegkundig proces. De wijkverpleegkundige zorgt voor de inzet van onderbouwde en passende zorg, die maatschappelijk zinnig en doelmatig is. De wijkverpleegkundige gaat in gesprek met de cliënt en neemt een brede anamnese af. Zij brengt de persoonlijke situatie van de cliënt en zijn naasten in beeld. Op basis van deze brede anamnese en het klinisch redeneren komt de wijkverpleegkundige tot een verpleegkundige diagnose33 op basis van een classificatiesysteem34. Samen met cliënt en naasten worden gezamenlijke doelen en een passende aanpak geformuleerd. Aansluitend beoordeelt de wijkverpleegkundige welke zorg door welke professional wordt geleverd en organiseert zij deze zorg35. Bij het organiseren van de zorg wordt rekening gehouden met de complexiteit van de totale zorgsituatie. De uitkomst wordt vastgelegd in een zorgplan die sturing geeft aan de uitvoering van de zorg. Alle teamleden zijn verantwoordelijk voor het leveren van goede en passende zorg. De betrokken teamleden evalueren de geleverde zorg en signaleren mogelijke veranderingen. Indien nodig passen zij het zorgaanbod hierop aan en leggen dit vast in het in het zorgplan. Bij grote veranderingen wordt de wijkverpleegkundige ingeschakeld om een herindicatie te stellen.




Aan welke organisatorische randvoorwaarden moet wijkverpleging voldoen?



  • Er moet ruimte zijn voor leren en verbeteren. Kwaliteit begint in een praktijk waarin geleerd en verbeterd kan worden. Daarvoor is een klimaat nodig die het zorgverleners mogelijk maakt om zorgverlening te toetsen en te verbeteren. Onzekerheden en fouten zijn in   zo’n klimaat geen aanleiding voor sancties, maar primair aanknopingspunten voor leren en verbeteren. Een open klimaat, kort-cyclische feedback, continue reflectie en dialoog, worden gestimuleerd.
  • Wijkverpleging vergt professionele kwaliteit. Een beroepsgroep met een professie en opdracht zoals beschreven in dit kwaliteitskader, heeft ruimte en ondersteuning nodig om deze verantwoordelijkheden te kunnen uitvoeren. Dit betekent kwaliteitsverbetering en professionele ontwikkeling door leren en verbeteren van de praktijk en van kwaliteitsinformatie. Het betekent aandacht voor relationele kwaliteit, maar ook lokaal een positie opbouwen en in teamverband tot passende zorgarrangementen komen, de uitvoering en resultaten ervan te monitoren en naar bevind van zake te verbeteren.
  • De competenties van het team passen op de vraag. De beschikbaarheid van personeel met competenties die aansluiten op de vraag van de cliënten in het werkgebied, is randvoorwaarde voor de kwaliteit van wijkverpleging. Een juiste mix van deskundigheidsniveaus en competenties is tegelijkertijd van belang uit een oogpunt van efficiënte inzet van middelen. Indien de juiste competenties niet binnen het team beschikbaar zijn, wordt hulp ingeroepen, een consult gevraagd of de cliënt verwezen.
  • Er is goede informatievoorziening nodig. Kwaliteit van zorg is meer en meer afhankelijk van goede informatievoorziening. Daarvoor is ondersteuning door ICT noodzakelijk. ICT kan bijdragen aan de vermindering van de registratielast en aan betere benutting en uitwisseling van gegevens. Voor de cliënt biedt technologie de mogelijkheid om de zelfredzaamheid te versterken en een  gelijkwaardiger partner van zorgverleners te worden. De inzage en het beheer van het eigen dossier wordt vergemakkelijkt. In de zorgverlening wordt het gebruik van technische hulpmiddelen, zoals eHealth, domotica, apps, steeds belangrijker. Voor zorgverleners is de beschikbaarheid en toegankelijkheid van informatie die zicht geeft op de uitvoering en resultaten van de zorgverlening op micro en meso niveau, cruciaal. Ook de toegankelijkheid van professionele richtlijnen en protocollen, en informatie over ketenpartners, dient technisch te worden ondersteund. Mede door de generalistische aard van wijkverpleging en de hiermee samenhangende breedte van de benodigde informatie is goede ICT onontbeerlijk. Goede technologie is niet alleen nodig voor de verwerving van informatie, maar eveneens voor het verwerken van informatie die kan voorzien in de informatiebehoefte die wijkverpleging omgeeft. Zo is ICT gericht op de monitoring van de cliëntsituatie van steeds groter belang. Ook intelligente, data-analyse technieken kunnen bijdragen aan inzicht in gezondheidsontwikkeling van de doelgroep en kunnen een preventieve en proactieve benadering ondersteunen.
  • Wijkverpleging heeft verbinding met kennisontwikkeling en opleiding. Een belangrijke functie van zorgorganisaties is het mogelijk maken van de uitwisseling tussen leren en werken. Enerzijds is de vak uitoefening in de praktijk een belangrijke bron voor de ontwikkeling van het beroep. Anderzijds brengen MBO en HBO opleidingen lessen uit landelijke en internationale ontwikkelingen samen in een lesprogramma. Zorgorganisaties vervullen een belangrijke rol als schakel tussen praktijk en opleidingen, bijvoorbeeld door het bieden van stageplaatsen, het deelnemen aan onderzoek en het leveren van inzicht in de ontwikkeling van de zorgpraktijk.
  • Wijkverpleging heeft ondersteuning van en participatie in het beleid. Wijkverpleging moet zich door haar zorgorganisatie gesteund weten in de uitvoering van zorg en de positie en richting die zij in het lokale netwerk inneemt. Voor het opbouwen van een lokale positie zijn competenties nodig waarvoor ondersteuning en trainingen nodig zijn. Wijkverpleging heeft anderzijds vanuit haar lokale positie participatie nodig in het beleid van de zorgorganisatie. Door de koers mede te bepalen door de inhoudelijke agenda van de wijkverpleging kan de zorgorganisatie betere resultaten in de zorgverlening en meer effectiviteit in de facilitering ervan realiseren.





Inmiddels is het kwaliteitskader vastgesteld door Zorginstituut Nederland. De komende periode zal Zorgthuisnl meewerken aan de (door)ontwikkeling van het kwaliteitskader wijkverpleging, waaronder de ontwikkeling van uitkomstindicatoren.